De bandenspanningssensors installeren

Voordat u de bandenspanningssensors kunt installeren, moet u de batterij en de nummerstickers van elke sensor hebben. U moet ook beschikken over een compatibel zūmo® toestel.

De sensors communiceren draadloos met uw compatibele zūmo toestel. U kunt de bandenspanning bewaken en waarschuwingen op uw zūmo toestel ontvangen bij een lage bandenspanning.

  1. Verwijder de dop Toelichting nummer één van de sensorCallout number  2 door de dop linksom te draaien.


  2. Als u de batterij al hebt geïnstalleerd in de sensor, verwijdert u de batterij.
  3. Selecteer op uw zūmo toestel Apps > Banden​spanning.
  4. Selecteer een voertuigprofiel dat overeenkomt met de bandenconfiguratie van uw auto.
  5. Breng de sensor dicht bij het zūmo toestel.
  6. Selecteer op uw zūmo toestel het nummer naast de band waarmee de sensor wordt gekoppeld.
  7. Plaats op de sensor binnen 30 seconden de batterij Toelichting nummer drie in de batterijhouder Toelichting nummer vier, met de positieve pool naar boven.


    Het zūmo toestel zoekt de sensor en geeft een bevestigingsbericht weer wanneer het koppelen van de sensor is geslaagd.

    TIP: Als de sensor niet goed wordt gekoppeld, moet u de batterij uit de sensor verwijderen en stap 6 en 7 herhalen.
  8. Voer de aanbevolen bandenspanning voor de band in.
  9. Voer de minimale bandenspanning voor de band in.

    Het zūmo toestel geeft een lage-drukwaarschuwing wanneer de sensor een bandenspanning meet die lager is dan deze waarde.

  10. Plaats de dop weer op de sensor en draai de dop stevig vast.
  11. Plak op de sensor de nummersticker die overeenkomt met het bandnummer dat u hebt geselecteerd in stap 6.
  12. Herhaal deze procedure voor elke resterende sensor.
Copyright © Garmin. Alle rechten voorbehouden.GUID-35309A27-549E-4F48-976B-DFCC0CF5F3EB v3