Instellingen voor sporen

Selecteer Stel in > Sporen.

Methode

Hiermee selecteert u een methode om de sporen vast te leggen. Als u Auto selecteert, worden de sporen met variabele intervallen vastgelegd voor een optimaal resultaat. Als u Afstand of Tijd selecteert, kunt u de intervalsnelheid handmatig instellen.

Interval

Hiermee kunt u de opnamesnelheid voor het spoorlog instellen. Bij meer frequente registratie van punten ontstaat er een gedetailleerder spoor, maar raakt het spoorlog ook sneller vol.

Automatisch starten

Hiermee wordt uw spoor automatisch vastgelegd op het toestel als u Start GPS selecteert.

Automatisch opslaan

Hiermee wordt uw spoor automatisch opgeslagen op het toestel als u GPS uitschakelt.

Auto Pause

Hiermee stopt u het vastleggen van uw spoor op het toestel als u zich niet verplaatst.

Uitvoer

Hiermee stelt u in dat het spoor wordt opgeslagen als GPX-, FIT- of GPX/FIT-bestand op het toestel (Bestandstypen).

  • GPX legt een traditioneel spoor vast zodat u met het spoor GPS-functies kunt uitvoeren, zoals navigatie en routes.

  • FIT legt aanvullende informatie vast, zoals rondegegevens, en wordt gebruikt om sporen vast te leggen die meer dan 10.000 punten bevatten. FIT-bestanden kunnen worden geüpload naar Garmin Connect™ en zijn veel compacter dan GPX-bestanden.

  • Met GPX/FIT kunt u beide bestandstypen uitvoeren.

Copyright © Garmin. Alle rechten voorbehouden.GUID-89D11C81-753E-4433-B182-FD558B086B29 v4