Configuraties van Auto Guidance-lijnen
De instellingen voor veilige diepte en veilige hoogte bepalen de manier waarop de kaartplotter een Auto Guidance-lijn berekent. Als de waterdiepte of de obstakelhoogte in een gebied niet bekend is, wordt geen Auto Guidance-lijn berekend voor dat gebied. Als een gebied aan het begin of einde van een Auto Guidance-lijn minder diep is dan de veilige waterdiepte of lager dan de veilige obstakelhoogte, wordt geen Auto Guidance-lijn berekend voor dat gebied. De koers door deze gebieden wordt op de kaart weergegeven als een grijze lijn. Er wordt een alarmbericht weergegeven wanneer uw boot een van deze gebieden binnenvaart.
U kunt de parameters instellen die door de kaartplotter worden gebruikt bij het berekenen van een Auto Guidance-lijn.
- Veilige diepte
-
Hier stelt u de minimale diepte (de diepte onder de kaartdatum) in die de kaartplotter gebruikt voor het berekenen van de Auto Guidance-lijn.
OPMERKING: De minimale veilige diepte voor de premiumkaarten is 0,9 meter (3 feet). Als u een veilige diepte invoert van minder dan 0,9 meter (3 feet), gebruikt de kaart alleen diepten van 0,9 meter (3 feet) bij het berekenen van een Auto Guidance route. - Veilige hoogte
-
Hier stelt u de minimale hoogte in (de hoogte boven de kaartdatum) van bruggen waar uw boot nog veilig onderdoor kan varen.
- Afstand kustlijn
-
Hier stelt u in hoe dicht op de kust u de Auto Guidance-lijn wilt plaatsen. De Auto Guidance-lijn wordt mogelijk verplaatst als u deze instelling tijdens het navigeren wijzigt. De voor deze instelling beschikbare waarden zijn relatief in plaats van absoluut. Om ervoor te zorgen dat de Auto Guidance-lijn op de juiste afstand van de kust wordt geplaatst, kunt u de plaatsing van de lijn beoordelen aan de hand van een of meer bekende bestemmingen waarvoor navigatie door nauw vaarwater is vereist (De afstand ten opzichte van de kust aanpassen).