Tips voor het gebruiken van de sensoren
- Probeer voor de beste resultaten te voorkomen dat uw clubs tegen elkaar stoten, op de grond vallen of dat u ze gebruikt om graszoden recht te leggen.
- Draag geen meerdere clubs in dezelfde hand om te voorkomen dat ze tegen elkaar stoten.
- Draag uw clubs ondersteboven of horizontaal om te voorkomen dat er onterecht slagen worden gedetecteerd.
- Maak oefenswings vanaf dezelfde positie als de bal.
De sensoren maken automatisch onderscheid tussen oefenswings en echte slagen wanneer deze vanaf dezelfde positie worden gemaakt.
OPMERKING: Dit geldt niet voor de putter. Wanneer een sensor aan een putter is toegewezen, is hij gevoeliger, zodat hij nauwkeurig uw putts kan detecteren. - Raak de bal bij alle slagen op de juiste manier. OPMERKING: 'Tap-in putts' worden mogelijk niet geregistreerd tenzij ze in de juiste houding zijn uitgevoerd.
- Sta even stil voordat u een swing maakt.
- Bewaar uw clubs ondersteboven in uw golftas wanneer u ze niet gebruikt.
Wanneer u uw clubs op een donkere plek bewaart, kunt u het maximale uit de levensduur van de sensorbatterijen halen.
Hoofdonderwerp: Aan de slag