Jumpmaster

WAARSCHUWING

De functie jumpmaster dient alleen door ervaren skydivers te worden gebruikt. De functie jumpmaster dient niet te worden gebruikt als primaire hoogtemeter tijdens het skydiven. Als u niet de juiste spronginformatie invoert, kan dat leiden tot ernstige verwondingen of overlijden.

De functie jumpmaster volgt militaire richtlijnen voor het berekenen van het "high altitude release point" (HARP). De watch detecteert automatisch wanneer u gesprongen hebt en begint de navigatie naar het "desired impact point" (DIP) met behulp van de barometer en het elektronische kompas.

Een sprong plannen

  1. Selecteer een sprongtype (Sprongtypen).
  2. Voer spronginformatie in (Spronginformatie invoeren).

    Het toestel berekent de HARP.

  3. Selecteer Ga naar HARP om navigatie naar de HARP te starten.

Sprongtypen

Met de functie jumpmaster kunt u kiezen uit een van de volgende drie sprongtypen: HAHO, HALO of Statisch. Het sprongtype is bepalend voor welke aanvullende instellingsgegevens vereist zijn. Alle sprongtypen, spronghoogten en hoogten waarop de parachute wordt geopend, worden gemeten in voet boven de grond (AGL).

HAHO

High Altitude High Opening. De jumpmaster springt van een zeer grote hoogte en opent de parachute op grote hoogte. U moet een DIP en spronghoogte instellen van ten minste 1000 voet. De spronghoogte wordt verondersteld hetzelfde te zijn als de openhoogte. Gangbare waarden voor de spronghoogte variëren van 12.000 tot 24.000 voet AGL.

HALO

High Altitude Low Opening. De jumpmaster springt van een zeer grote hoogte en opent de parachute op lage hoogte. De vereiste informatie is hetzelfde als het HAHO-sprongtype plus een openhoogte. De openhoogte mag niet groter zijn dan de spronghoogte. Gangbare waarden van de openhoogte variëren van 2000 tot 6000 voet AGL.

Statisch

Er wordt uitgegaan van een constante windsnelheid en windrichting gedurende de sprong. De spronghoogte moet ten minste 1000 voet zijn.

Spronginformatie invoeren

  1. Selecteer Knop rechtsboven.
  2. Selecteer Activiteiten > Outdoor > Jumpmaster.
  3. Selecteer een sprongtype (Sprongtypen).
  4. Voer een of meerdere handelingen uit om uw spronginformatie in te voeren:
    • Selecteer DIP om een waypoint in te stellen voor de gewenste landingslocatie.

    • Selecteer Spronghoogte om de spronghoogte AGL (in voet) in te stellen waarop de jumpmaster het vliegtuig verlaat.

    • Selecteer Openhoogte om de openhoogte AGL (in voet) in te stellen waarop de jumpmaster de parachute opent.

    • Selecteer Voorwaartse beweging om de horizontaal afgelegde afstand (in meters) als gevolg van de snelheid van het vliegtuig in te stellen.

    • Selecteer Koers naar HARP om de afgelegde richting (in graden) als gevolg van de snelheid van het vliegtuig in te stellen.

    • Selecteer Wind om de windsnelheid (in knopen) en windrichting (in graden) in te stellen.

    • Selecteer Constant om aanvullende gegevens voor de geplande sprong in te stellen. Afhankelijk van het sprongtype selecteert u Percentage van maximum, Veiligheidsfactor, K-open, K-vrije val of K-statisch en voert u aanvullende informatie in (Constante-instellingen).

    • Selecteer Autom naar DIP om de navigatie naar het DIP automatisch in te schakelen na afloop van uw sprong.

    • Selecteer Ga naar HARP om navigatie naar de HARP te starten.

Windgegevens invoeren voor HAHO- en HALO-sprongen

  1. Selecteer Knop rechtsboven.
  2. Selecteer Activiteiten > Outdoor > Jumpmaster.
  3. Selecteer een sprongtype (Sprongtypen).
  4. Selecteer Wind > Voeg toe.
  5. Selecteer een hoogte.
  6. Voer een windsnelheid in knopen in en selecteer OK.
  7. Voer een windrichting in graden in en selecteer OK.

    De windwaarde wordt toegevoegd aan de lijst. Alleen windwaarden op de lijst worden gebruikt tijdens berekeningen.

  8. Herhaal stap 5–7 voor iedere beschikbare hoogte.

Windgegevens herstellen

  1. Selecteer Knop rechtsboven.
  2. Selecteer Activiteiten > Outdoor > Jumpmaster.
  3. Selecteer HAHO of HALO.
  4. Selecteer Wind > Herstel.

Alle windwaarden worden verwijderd uit de lijst.

Windgegevens invoeren voor een statische sprong

  1. Selecteer Knop rechtsboven.
  2. Selecteer Activiteiten > Outdoor > Jumpmaster > Statisch > Wind.
  3. Voer een windsnelheid in knopen in en selecteer OK.
  4. Voer een windrichting in graden in en selecteer OK.

Constante-instellingen

Selecteer Jumpmaster, selecteer een sprongtype en selecteer Constant.

Percentage van maximum

Hiermee stelt u het sprongbereik in voor alle sprongtypen. Een instelling lager dan 100% verkleint de driftafstand naar de DIP en een instelling hoger dan 100% vergroot deze afstand. Ervaren jumpmasters willen mogelijk lagere percentages gebruiken, beginnende parachutespringers kiezen wellicht voor hogere percentages.

Veiligheidsfactor

Hiermee stelt u de foutmarge voor een sprong in (alleen HAHO). Veiligheidsfactoren zijn meestal hele waarden van 2 of hoger, en worden bepaald door de jumpmaster op basis van de spronggegevens.

K-vrije val

Hiermee stelt u de luchtweerstand van een parachute tijdens een vrije val in, op basis van de canopy-waarde van de parachute (alleen HALO). Elke parachute moet worden voorzien van een K-waarde.

K-open

Hiermee stelt u de luchtweerstand in voor een open parachute op basis van de canopy-waarde (HAHO en HALO). Elke parachute moet worden voorzien van een K-waarde.

K-statisch

Hiermee stelt u de luchtweerstand van een parachute tijdens een statische sprong in, op basis van de canopy-waarde van de parachute (alleen Statisch). Elke parachute moet worden voorzien van een K-waarde.

GUID-EECCAC99-90D6-4AB1-9A3A-EC433D3365E2 v6
November 2025