Navigatie-instellingen

U kunt tijdens het navigeren naar een bestemming de functies en vormgeving van de kaart aanpassen.

Schermen met navigatiegegevens aanpassen

  1. Houd UP ingedrukt.
  2. Selecteer Navigatie > Gegevens​schermen.
  3. Selecteer een optie:
    • Selecteer Kaart > Status om de kaart in of uit te schakelen.

    • Selecteer Kaart > Gegevensveld om een gegevensveld met routegegevens op de kaart in of uit te schakelen.

    • Selecteer Verderop om informatie over komende koerspunten in of uit te schakelen.

    • Selecteer Kompas om het kompas in of uit te schakelen.

    • Selecteer Hoogteprofiel om de hoogtegrafiek in of uit te schakelen.

    • Selecteer een scherm dat u wilt toevoegen, verwijderen of aanpassen.

Een koersindicator instellen

U kunt een koersindicator instellen die wordt weergegeven op uw gegevenspagina's tijdens het navigeren. De indicator wijst in de richting van uw doel.

  1. Houd UP ingedrukt.
  2. Selecteer Navigatie > Koersindicator.

Navigatiewaarschuwingen instellen

U kunt waarschuwingen instellen om u te helpen navigeren naar uw bestemming.

  1. Houd UP ingedrukt.
  2. Selecteer Navigatie > Waar​schu​wingen.
  3. Selecteer een optie:
    • Selecteer Afstand tot einddoel om een waarschuwing in te stellen voor een bepaalde afstand tot uw eindbestemming.

    • Selecteer Bestemming ETE om een waarschuwing in te stellen voor een resterende geschatte tijd tot u aankomt op uw eindbestemming.

    • Selecteer Uit koers om een waarschuwing in te stellen voor als u van uw koers afraakt.

    • Selecteer Afslag​aanwij​zingen om afslag-voor-afslag navigatieaanwijzingen in te schakelen.

  4. Selecteer zo nodig Status om de waarschuwing in te schakelen.
  5. Voer zo nodig een afstand of tijdwaarde in en selecteer Vinkjesymbool.
GUID-676967A0-1B23-4384-9BC9-76F3D643F1C8 v8
Maart 2024