Spronginformatie invoeren

  1. Selecteer START.
  2. Selecteer Jumpmaster.
  3. Selecteer een sprongtype (Sprongtypen).
  4. Voer een of meerdere handelingen uit om uw spronginformatie in te voeren:
    • Selecteer DIP om een punt in te stellen voor de gewenste landingslocatie.

    • Selecteer Spronghoogte om de spronghoogte AGL (in voet) in te stellen waarop de jumpmaster het vliegtuig verlaat.

    • Selecteer Openhoogte om de openhoogte AGL (in voet) in te stellen waarop de jumpmaster de parachute opent.

    • Selecteer Voorwaartse beweging om de horizontaal afgelegde afstand (in meters) als gevolg van de snelheid van het vliegtuig in te stellen.

    • Selecteer Koers naar HARP om de afgelegde richting (in graden) als gevolg van de snelheid van het vliegtuig in te stellen.

    • Selecteer Wind om de windsnelheid (in knopen) en windrichting (in graden) in te stellen.

    • Selecteer Constant om aanvullende gegevens voor de geplande sprong in te stellen. Afhankelijk van het sprongtype selecteert u Percentage van maximum, Veiligheidsfactor, K-open, K-vrije val of K-statisch en voert u aanvullende informatie in (Constante-instellingen).

    • Selecteer Automatisch naar DIP om de navigatie naar het DIP automatisch in te schakelen na afloop van uw sprong.

    • Selecteer GA NAAR HARP om navigatie naar de HARP te starten.

Copyright © Garmin. Alle rechten voorbehouden.GUID-3B607AEB-9EB5-4BF3-A38D-1F9926BB9F65 v5