De camerahoek aanpassen

U kunt de camerahoek omhoog en omlaag bewegen om het beste zicht voor uw voertuig te verkrijgen.

  1. Rijd naar een vlak gebied met een onbelemmerd zicht achter het voertuig.
  2. Haal de camera uit de steun (De camera uit de steun halen).
  3. Draai de twee stelschroeven los met een kruiskopschroevendraaier Toelichting nummer één.

    Toestelinstallatie met een toelichting
  4. Kantel de steun omhoog of omlaag.

    Bij de meeste voertuigen moet de camera recht naar buiten of iets naar beneden zijn gericht.

  5. Draai de stelschroeven vast om de steun in de nieuwe stand te vergrendelen.
  6. Bevestig de camera in de steun.
  7. Bekijk de camera met uw Garmin® navigatietoestel (Opnamen van de achteruitrijcamera weergeven) en controleer de camerahoek.

    Wanneer de camera in de juiste hoek is geplaatst, bevindt de onderrand van het videobeeld zich op één lijn met het achterste gedeelte van het voertuig, zoals de bumper of de trekhaak. Objecten boven de horizon moeten in het bovenste gedeelte (het bovenste kwart of derde) van het beeld verschijnen.

  8. Herhaal deze procedure zo nodig totdat de camerahoek correct is.
WAARSCHUWING

Als u de camerahoek hebt aangepast, dient u de begeleidingslijnen uit te lijnen (De begeleidingslijnen uitlijnen). Eventuele eerder ingestelde begeleidingslijnen zijn niet langer nauwkeurig nadat de camerahoek is gewijzigd. Het niet goed uitlijnen van de begeleidingslijnen kan leiden tot een ongeval of aanrijding, met schade aan eigendommen, ernstig letsel of de dood tot gevolg.

Copyright © Garmin. Alle rechten voorbehouden.GUID-A52DB25D-9CB5-49CA-8926-E861641EF176 v3